Hugo van der Goes, Zondeval, 1470 -1475
Linkerluik van een diptiek
Olieverf op paneel, 32,2 x 21,9 cm
Wenen, Kunsthistorisches Museum



Historia scholastica, Bohemen, ca. 1410
Rome, Biblioteca Apostolica Vaticana
Folio 16 recto


Fra Angelico, Annunciatie, 1430-32
Tempera op paneel, 154 x 194 cm
Madrid, Museo del Prado

Het verhaal van Eva

Twee bijbelse vrouwen hebben het christelijke mensbeeld bepaald: Eva en Maria. Maar zij werden in een merkwaardig contrast gezien, als het ware als de symbolen van kwaad en goed.

Voor de kerkvaders na Augustinus is Eva, de vrouw, de oorzaak van de zondeval, de gemene verleidster, de medeplichtige van Satan en een ramp voor de mensheid. Eva is niet alleen tweederangs omdat ze pas later uit de rib van de man zou zijn ontstaan, maar ook omdat zij met de slang een verbond gesloten had, van de boom van de kennis van goed en kwaad gegeten had en zo de oorzaak was van de verdrijving uit het paradijs.

Het feit dat God Eva veroordeelde tot onderwerping aan Adam werd eeuwenlang gebruikt om de inferioriteit van de vrouw te bewijzen en de mannelijke overheersing te rechtvaardigen. Eva kreeg de schuld van de zondeval, omdat zij Adam overhaalde om van de zondige vrucht te eten, en haar rol in het verhaal droeg bij tot het diepgewortelde geloof in de zwakheid en de slechtheid van de vrouw, een overtuiging die overigens tot ver buiten het Westen voorkomt.

Genesis 3:20:
De mens noemde de naam van zijn vrouw Chawwah want zij is de moeder van al wat leeft.

Eva was echter, volgens de bedoeling van de schepping, niet het "vat der zonden"- dat hebben de kerkvaders van haar gemaakt - maar de "moeder van alle levenden". Pas na de verdrijving uit het Paradijs krijgt de eerste vrouw haar naam: Eva, moeder van alle levenden. Het is een toespeling op het Hebreeuwse woord hayya dat 'leven' betekent. Als vrouw zou zij de kinderen van haar man dragen en dus 'moeder van alle levenden' zijn.

De schepping van het eerste mensenpaar wordt in de eerste twee hoofdstukken van de bijbel ietwat tegenstrijdig voorgesteld. In Genesis 1 - dat uit de vijfde eeuw voor Christus zou dateren - was het universum een chaos van wateren, woest en ledig, gehuld in duisternis. God schiep het licht en al het andere bestaande, en ten slotte schiep hij man en vrouw - of beter gezegd het mannelijke en het vrouwelijke - twee mensen die samen Gods evenbeeld zijn. Dit paar wordt door God gezegend en boven alle dieren gesteld. Het krijgt een speciale opdracht.

De scène met de schepping van Eva uit de rib van Adam was zeer geliefd

Genesis 2 en 3, de tweede scheppingsmythe - uit de tiende eeuw voor Christus - is het bekende verhaal van Adam en Eva, de slang en de verboden vrucht, een mythe van een rijke schoonheid die verklaart hoe het kwaad, de dood en het lijden in Gods 'goede' wereld zijn terechtgekomen. Volgens de mythe komt dat door de eerzucht van de eerste mensen die trachtten te worden als God.

Volgens de middeleeuwse typologie was Adam de prefiguratie van Christus, op grond van het feit dat beiden de eerste man waren van respectievelijk het Oude en het Nieuwe Verbond. Om dezelfde reden was Eva, de eerste moeder, een prefiguratie van Maria.

Maria als de tweede Eva

De Verzoeking werd gezien als een prefiguratie van de Annunciatie, waarbij Maria, als de nieuwe Eva, de mensheid verlost van de zonde van de oude Eva. Maria, als de moeder van Jezus, is de tweede Eva, moeder van alle levenden in een nieuwe geestelijke zin. In die hoedanigheid hebben beide vrouwen, Eva en Maria, de kunst van alle tijden geïnspireerd.

In deze lezing zullen we, aan de hand van uitgebreid tekst- en beeldmateriaal, op beide aspecten ingaan.