Getijdenboek, Parijs of omgeving, ca. 1490-1500
Latijn en Frans, 110 x 120 mm
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek
Folio 78 recto: Job op de mesthoop wordt getroost door zijn vrienden

Historiebijbel, Utrecht, ca. 1430
Nederlands, margeminiaturen, 60 x 90 mm
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek
Folio 19 recto/ a: Job op de mesthoop wordt gekweld door zijn vrouw en twee duivels

Historiebijbel, Utrecht, ca. 1467
Meester van de vederwolken
Margeminiatuur, 90 x 83 mm
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek
Folio 308 recto: Job op de mesthoop wordt gekweld door zijn vrouw en de duivel

Getijdenboek, Midden Frankrijk, ca. 1490-1500
Latijn, 102 x 60 mm
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek
Folio 95 recto: Job op de mesthoop wordt getroost door zijn vrienden

Detail van
Giovanni Bellini, Pala di San Giobbe, Tronende Madonna met Kind met musicerende engelen te midden van de heiligen Franciscus, Johannes de Doper, Job, Dominicus, Sebastiaan en Lodewijk van Toulouse, tussen 1478 en 1485
Olieverf en tempera op paneel, 471 x 258 cm
Venetië, Galleria dell' Accademia

Job de vrome of Job de opstandige

Vraag een katholiek of hij/zij ooit van Job gehoord heeft en deze zal waarschijnlijk antwoorden: Ach ja, Job dat is die vrome man die alles verliest.
Vraag een protestant wat hij of zij van Job weet en deze zal antwoorden: Job, dat is die opstandige man die in verzet komt tegen God omdat hij vindt dat zijn lijden onrechtvaardig is. En dan klinkt daarin mee dat opstandig zijn tegen God, een van de ergste dingen is die je kunt doen.
Hoe komt het dat mensen zoveel verschillende visie op Job hebben? Het boek Job blijkt er zelf alle aanleiding tot te geven.

Zo begint Ellen van Wolde haar fascinerende boek waaraan ik veel gegevens heb ontleend: Meneer en mevrouw Job. Job in gesprek met zijn vrouw, zijn vrienden en God.

Job staat alom bekend om zijn lijden, zijn opstandigheid en vasthoudendheid.

Het centrale probleem van Job is niet op de eerste plaats de vraag hoe het onverdiende lijden te rijmen valt met Gods rechtvaardigheid, maar hoe kan de mens het lijden een zinvolle plaats geven in zijn bestaan. Dit is het thema van de discussies van Job en zijn vrienden.

De bekendste afbeelding is die van Job op de mestvaalt, halfnaakt op een lendendoek na, met een lange baard en overdekt met zweren.

Soms likken honden zijn zweren, soms is hij in gezelschap van zijn vrouw of van zijn drie vrienden Elifaz, Bildad en Sofar.

De as of, in enkele vertalingen, ashoop waarover de bijbel spreekt verwijst naar een vuilnishoop buiten het dorp, waar as, scherven en droge mest opgestapeld lagen. Het is tevens de plaats waar melaatsen verbleven.

Het woord mesthoop vinden we in verband met Job voor het eerst in de bijbelse spreekwoordenverzameling van Sprenger van Eijk uit 1844.
Het woord sluit ongetwijfeld beter bij de Nederlandse situatie aan, maar heeft toch een wat andere betekenis dan as(hoop).

Het uitgangspunt van de vrienden in de dialogen is een beeld van God zoals dat in de eeuwen voor hen is doorverteld en opgeschreven en dat ook daarna nog eeuwen, tot op heden, wordt aangehangen.

Als mensen goed doen worden ze beloond, doen ze kwaad dan worden ze gestraft.

Vertel mij: is ooit een schuldeloze verloren gegaan? Waar zijn ooit rechtvaardigen omgekomen?

Elifaz, de oudste vriend, spreekt zijn overtuiging uit dat niemand onschuldig lijdt. Wie kwaad doet, zal kwaad ontvangen.
Hij beweert dus eigenlijk dat Job wel moet hebben gezondigd, anders was Gods toorn nooit op Job gevallen.
Het probleem waar Job mee worstelt, namelijk lijden zonder schuld of reden, wordt niet door Elifaz begrepen.

Als je kinderen tegen Hem hebben gezondigd, dan gaf hij straf naar schuld.

Bildad is de religieuze autoriteitsaanhanger, de vertegenwoordiger van de traditionele theologie van oorzaak en gevolg, van handeling en consequentie, maar past deze alleen toe op slechte mensen.
De kinderen van Job zullen wel gezondigd hebben, anders zou God ze niet gestraft hebben.
Gezien de situatie waarin Job zich bevindt, moet ook hij zwaar gezondigd hebben. Deze overtuiging komt vooral tot uiting in zijn tweede betoog.

De vreugde van de boze is kortstondig, zijn blijdschap duurt maar even.

De basis van de rede van Sofar, de derde vriend, is de traditionele leer van de vergelding volgens welke de goddeloze de gevolgen van zijn handelen zal merken.

Nooit in der eeuwigheid zal ik jullie bijvallen, tot mijn laatste snik kom ik op voor mijn onschuld.

Job kan niet meer in de kant en klare theorieën van de traditie geloven, want het leven vertoont een ander patroon.
Wat Job wil zeggen is dat de mens er geen vertrouwen in kan hebben dat rechtvaardigen beloond worden en onrechtvaardigen gestraft. Bij Job slaat de wanhoop toe, nu hij de overgeleverde gelovige inzichten niet meer kan delen.
Maar zelfs dan heeft Job de strijd niet opgegeven. Hij houdt zijn onschuld vol.

Volgens de profeet Ezechiël was Job een van de drie rechtvaardigste mensen die ooit hadden geleefd. De beide anderen waren Noach en Daniël.

Het boek Job behoort tot de wijsheidsboeken en behandelt het probleem van de rechtvaardige God en de onverdiend lijdende mens.

Het boek Job plaatst kritische kanttekeningen bij vele van de menselijke verklaringsmodellen, bovenal die waarmee men het lijden in relatie tot God probeert te verklaren.

Job laat zien waar het in religie om moet gaan. Niet om het verwerven van gunst en voordeel, maar om de goede levenswandel.

Hoewel Job als oudtestamentische figuur strikt genomen geen heilige is, werd hij als dusdanig wel afgebeeld.

Hij wordt vereerd om zijn berusting, geloof in God en zijn nederigheid.
Hij werd aangeroepen als trooster bij onheil, tegen besmettelijke ziekten, me-laatsheid, zweren en armoede.
Als patroon tegen besmettelijke ziekten en zweren - een van de zogenaamde pestheiligen - werd hij in de zestiende eeuw op grote schaal verdrongen door Rochus van Montpellier.

Job is ook de patroonheilige van de muzikanten.
In het apocriefe bijbelboek, het Testament van Job, geschreven in de eerste eeuw voor of na Christus wordt verteld dat musicerende engelen Job vertroosting kwamen bieden toen hij op de mesthoop zat.

De kerkvaders Hiëronymus en Gregorius de Grote schreven een commentaar op het boek Job.
Vooral het werk van Gregorius, het uitgebreide Moralia in Job was zeer gezagwekkend in de middeleeuwen.
Op grond daarvan werd, ook in de literatuur, het beeld van Job de opstandige, veranderd in dat van de stoïcijns duldende Job.

Het boek Job eindigt met een happy end. Het gaat Job weer goed, zoals in de proloog van het boek. Het gaat hem zelfs nog beter, want zijn bezittingen worden verdubbeld. En, zonder dat zijn vrouw genoemd wordt, krijgt hij nog tien kinderen. De verteller maakt zich helemaal niet druk om mevrouw Job.

Voor sommige lezers is de epiloog een desillusie

Eindelijk waren ze af van dat idee van beloning en vergelding en nu wordt Job weer voor zijn goedheid beloont. Wat moeten we ermee? Elie Wiesel merkt terecht op dat Job met die nieuwe kinderen zijn vorige kinderen niet terug heeft, en dat de pijn en het verdriet om hen blijft.

Goed en slecht, rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid zijn beide een fundamenteel gegeven van de wereld: de zon gaat op over zondaars en vromen, over goede en slechte mensen.
We kunnen ons niet verongelijkt voelen en zeggen: God, het is niet eerlijk verdeeld over de wereld, doe er eens wat aan. Nee, als we het anders willen, zullen we het zelf moeten doen. Rechtvaardigheid hangt in de mensenwereld af van mensen en niet van God.

Het boek Job is een boek dat niet af is, want de lezers blijven zich er tot de dag van vandaag over opwinden en er zich intensief mee bezig houden. En dat zou dan precies een van de bedoelingen van de schrijver kunnen zijn.

Hiermee eindigt het boek van Ellen van Wolde, en ook deze lezing.