Jan Tavernier, Miracles de Notre-Dame, Oudenaarde, ca. 1456
Perkament, Frans, 37 x 26 cm
Parijs, Bibliothèque nationale
Folio 19 recto: Jean Miélot aan het werk

Ingeborg Psalter, Noord-Frankrijk, ca. 1200
Perkament, 200 folia, 305 x 205 mm / Latijn
Chantilly, Musée Condé

Getijdenboek, Holland, ca. 1490
Perkament, Nederlands, 130 x 75 mm
Zwarte-ogen-meesters
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek
Folio 101 verso: Pinksteren

Trivulzio Getijdenboek, ca. 1470
Perkament, Nederlands, 130 x 90 mm
Lieven van Laethem, Simon Marmion & Meester van Maria van Bourgondië
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek
Folio 166 verso: Annunciatie

Getijdenboeken: Kathedralen in zakformaat

De titel van de lezing Getijdenboeken: Kathedralen in zakformaat, heb ik ontleend aan een artikel van Mariette Haveman, hoofdredacteur van Kunstschrift, in het novembernummer van 2002. Zij verwees daarbij naar Roger Wieck die getijdenboeken Notre-Dames op zakformaat noemde.

Een Getijdenboek / Livre d'Heures / Stundenbuch / Book of Hours is een gebedenboek voor leken en dankt zijn naam aan het feit dat de teksten eruit op vaste tijden van de dag gelezen of gereciteerd moeten worden. Het Getijdenboek werd ook wel het Breviarium van de leken genoemd. Zij konden daarmee het officie volgen dat door de kanunniken in de kathedraal of door de monniken in de abdijkerken werd gezongen en gebeden.

monnikenwerk

Tot in de elfde eeuw werden handschriften vooral in kloosters gemaakt, in het zogenaamde scriptorium (van het Latijnse scribere = schrijven). De arbeid die tegenwoordig bij uitstek als 'monnikenwerk' wordt gezien werd na de twaalfde eeuw in veel gevallen niet meer door monniken gedaan. Met de opkomst van de kathedraalscholen in de twaalfde eeuw, en universiteiten in de dertiende eeuw, verschenen er in de buurt van deze onderwijscentra ook boekateliers, waar beroepskopiisten handschriften maakten en verkochten.

Tot de opkomst van het getijdenboek was het psalter, een boek met de tekst van de honderdvijftig psalmen, het belangrijkste gebedenboek voor leken. Evenals de latere getijdenboeken worden ook psalters in opdracht van vermogende opdrachtgevers dikwijls van een uitvoerige versiering voorzien.

Een van de mooiste exemplaren, het Ingeborg Psalter , wordt genoemd naar Ingeborg van Denemarken, echtgenote van koning Philippe August van Frankrijk. Het bevat naast de 150 psalmen ook andere liturgische teksten. Het bevat 24 prachtige volbladminiaturen met, in de meeste gevallen, twee afbeeldingen boven elkaar.Op deze miniatuur zien we de Graflegging en de drie Maria's bij het graf.

Het gebruik van getijdenboeken kwam in de dertiende eeuw op gang in Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden en verbreidde zich in de veertiende eeuw in heel Europa onder brede lagen van de bevolking. De Franse, Duitse en Vlaamse getijdenboeken waren voor het grootste deel in het Latijn geschreven, de taal van de Kerk.

Het unieke van de latere Nederlandse getijdenboeken - jaren tachtig van de veertiende eeuw - is dat zij zijn geschreven in de volkstaal. Dat is de grote verdienste van Geert Grote (1340 -1384) en zijn beweging van de Moderne Devotie.

Behalve als hulpmiddel bij het gebed werden Getijdenboeken steeds vaker ook als prestigeobject beschouwd. Dergelijke manuscripten waren eerder pronkstukken dan gebedenboeken in de letterlijke betekenis van het woord.

Metten
Lauden
Priem
Terts
Sext
None
Vespers
Completen

Het getijdengebed is onderverdeeld in:
Vier grote uren: de Metten om middernacht, de Lauden bij zonsopgang, met aan het eind van de dag de Vespers en de Completen.
En vier kleine uren: de Prime / Priem om zes uur 's morgens en telkens drie uur later de Terts, de Sext en de None.

Aan het begin van het Getijdenboek staat meestal een eeuwigdurende kalender van godsdienstige feesten. Daarna volgen de eigenlijke getijden, die van de Heilige Maagd, van het Kruis, van de Heilige Geest en van het Lijden van Christus, van elkaar gescheiden door stukken uit het evangelie en door gebeden en oefeningen voor de afzonderlijke weekdagen.

Daarnaast bevatten de meeste Getijdenboeken nog de Boetpsalmen, de Litanie van alle Heiligen, de zogenaamde suffragia / suffragiën, korte gebeden tot bepaalde heiligen, en bepaalde teksten om te bidden voor mooi weer of de genezing van ziekte. Voor iedere gelegenheid was er wel een geschikt gebed.

De Getijden van de H. geest werden op dinsdag gebeden. Een van de meest voorkomende illustraties is de Nederdaling van de heilige Geest / Pinksteren.

De zogenaamde Hollandse 'Meester van de donkere ogen' heeft aan het eind van de vijftiende eeuw de Nederdaling in een gotische kerk gesitueerd. Maria leest voor terwijl elf apostelen aandachtig luisteren.
De apostel rechts van Maria - vermoedelijk Johannes - kijkt ingespannen omhoog naar de Geest die in een aureool van lichtstralen boven hun hoofden verschijnt.

Getijden
van de
H. Maagd

Doorgaans vormen de Mariagetijden de eerste hoofdtekst na de kalender en zijn zij het uitvoerigst geïllustreerd. Traditioneel worden deze getijden op zaterdag gebeden.

Als er maar één illustratie is - gehistorieerde initiaal, margeminiatuur of volbladminiatuur - stelt deze standaard de Madonna met Kind of de Annunciatie voor.

In luxueuze getijdenboeken is niet alleen het begin van de metten - en daarmee het begin van de Mariagetijden als geheel - met een voorstelling gemarkeerd, maar zijn ook de andere bidstonden van een scène voorzien, die dan samen een reeks van acht Nieuwtestamentische gebeurtenissen weergeven. Bij de completen zijn ook niet-Bijbelse voorstellingen mogelijk: Dormitio, Tenhemelopneming of Kroning van Maria.

Vrijwel elk getijdenboek bevat het Dodenofficie / Dodenvigilie met teksten die over de dood handelen en die over de nachtelijke uren verspreid gebeden worden. Het Dodenofficie bestaat uit de drie getijden Vespers, Metten en Lauden.

er korte metten mee maken

De Vespers werden gebeden de avond voor de begrafenis, na het overbrengen van het lijk naar de kerk. De gebeden en psalmen werden gebeden of gezongen door monniken die daarvoor speciaal werden ingehuurd, door de familie van de overledene of door de broederschap.
In de zeer vroege ochtend werden dan de Metten en de lauden gebeden of gezongen, alweer door gehuurde monniken. Behalve gebeden en Psalmen werden tijdens de metten - als alle drie nocturnen in acht genomen werden, en men er dus geen korte metten mee maakte - negen zogenaamde lessen uit het boek Job gelezen. De beproevingen van Job worden gezien als een allegorie voor de beproevingen van de overledene in het vagevuur.