Getijdenboek van Catherina van Kleef, ca. 1440
Tempera en goud op perkament, Latijnse tekst, 19,2 x 13 cm
New York, The Pierpont Morgan Library
Getijden van de heilige Maagd, Metten:
Folio 1 verso: Catherina van Kleef knielt voor de Madonna met Kind

Getijden van de H.Geest: Vespers
Folio 65 recto: Vroomheid: Catherina van Kleef deelt aalmoezen uit

Getijden van de heilige Maagd: Priem
Ontmoeting bij de Gouden Poort / Geboorte van Maria

Getijden van de heilige Maagd:None
Annunciatie / Visitatie

Dodenofficie: Metten Sterfscène
Vespers: Zielen in het vagevuur

Getijden van Onze Lieve Vrouw: Metten
Schepping van Eva / Maria, tweede Eva

Zaterdag: Getijden van Onze Lieve Vrouw
De Heilige Familie aan de maaltijd

Getijdenboek Catherina van Kleef

De miniatuurkunst van de Noordelijke Nederlanden heeft lange tijd in de schaduw gestaan van die van Frankrijk en het Bourgondische hof. Daarin kwam voor het eerst verandering toen in de jaren zestig van de vorige eeuw drie rijk geïllumineerde getijdenboeken van de Meester van Catherina van Kleef opdoken, die het beeld dat men tot dan toe had grondig wijzigde.

Het mooiste Noord-Nederlandse getijdenboek

Tegelijkertijd kreeg men in die jaren ook steeds meer oog voor originaliteit van de Noord-Nederlandse verluchting, die vooral tot uiting komt in de keuze en de weergave van de onderwerpen.

Het mooiste voorbeeld hiervan is het getijdenboek dat in het midden van de vijftiende eeuw werd geschreven en verlucht voor Catherina van Kleef, hertogin van Gelre en gravin van Zutphen. Het is het rijkst versierde handschrift dat in Noord Nederland is gemaakt.

De Meester van Catherina van Kleef en zijn helpers creëerden meer dan 150 fantasierijke miniaturen, vaak omgeven door randversieringen die de indruk van vakmanschap en originaliteit nog versterken. In de randen zijn dikwijls tafereeltjes geschilderd die ons direct verplaatsen in het alledaagse leven van de middel-eeuwen.

Op de eerste miniatuur in haar getijdenboek liet Catherina zich vorstelijk afbeelden. Zij is gekleed in een kostbare, rood fluwelen mantel, gevoerd met hermelijnenbont en voorzien van lange sleepmouwen. In haar handen houdt zij een getijdenboek. Zij bidt ( in het Latijn), zo lezen wij op de banderol: O Moeder Gods, denk aan mij.'

De Noord-Nederlandse getijdenboeken werden meestal in de taal van de opdrachtgever geschreven. Dat Catherina van Kleef haar gebeden in het Latijn wilde lezen tekent haar als een figuur van hoge stand.

In de hoeken bevinden zich de wapens van vier van haar overgrootvaders en onderaan in het midden het wapen van Catherina als hertogin van Gelre. De bloedrode ossenkop boven haar wapen is het embleem van het geslacht Kleef en niet zoals gebruikelijk het embleem van het geslacht van haar echtgenoot -, volgens commentatoren een bewijs van haar onafhankelijkheid en standsbewustzijn.

In de vroege geschiedschrijving wordt zij afgeschilderd als een heks, een secreet en een harpij, aanstichtster van alle kwaden. De Duitse historicus Peter Thissen beschrijft haar in 2003 als een gefrustreerde vrouw, uitgehuwelijkt beneden haar stand aan een tamelijk onbetrouwbare en politiek zwakke figuur.

In totaal is Catherina van Kleef maar liefst driemaal in dit manuscript afgebeeld. In de miniatuur bij de mis die op zaterdag gelezen moet worden, bidt ze geknield naast het kruis, en de derde keer zien we haar aalmoezen uitdelen in de miniatuur die hoort bij de Vespers van de Getijden van de Heilige Geest, die op dinsdag gebeden worden.

Vroomheid, de zesde gave van de Heilige Geest, is hier uitgelegd als naastenliefde, het beoefenen van de Werken van barmhartigheid. Catherina deelt aalmoezen uit aan drie bedelaars. In de onderrand bezoekt een vrouw een gevangene in de gedaante van Christus, herkenbaar aan de kruisnimbus, als illustratie van de woorden: 'Wat gij aan de minsten der mijnen hebt gedaan, hebt ge aan mij gedaan.'
In getijdenboeken bestemd voor vrouwen, behoorden afbeeldingen met de Werken van barmhartigheid tot het standaardrepertoire.

Het Getijdenboek van Catherina van Kleef begint niet, zoals gebruikelijk, met de kalender, maar met de Getijden van de heilige Maagd. Het zou te maken kunnen hebben met de bijzondere verering van Catherina voor Maria. De Getijden van de heilige Maagd komen namelijk nog een keer - namelijk bij de gebeden die op zaterdag gelezen moeten worden - in het getijdenboek voor.

twee bladvullende miniaturen bij elke bidstond

Tegen de gewoonte in wordt elke bidstond voorzien van twee bladvullende miniaturen. De meeste scènes komen niet uit de Bijbel, maar uit het apocriefe Proto-evangelie van Jacobus ook wel De Geboorte van Maria genoemd.

Twee mooie voorbeelden: de combinatie van De ontmoeting bij de Gouden Poort met de Geboorte van Maria, en de met de Visitatie.

Joachim en Anna omhelzen elkaar met een zekere schroom voor de Gouden Poort van Jeruzalem die is afgebeeld als een kleine, (blad)gouden, half openstaande deur in de roodgetinte muur van de stad.

In de scène met de Geboorte zit Anna overeind in een bed met rood dek, en neemt haar in wikkels gebonden kind aan van de vroedvrouw. Op de vloer links zit een poes zich te wassen voor het vuur. Een bolle spiegel hangt aan de achterwand naast het venster dat uitzicht biedt op een ver landschap. De twee bijenkorven in de onderrand zijn een toespeling op de Onbevlekte Ontvangenis: bijen werden geacht zich zonder geslachtsverkeer voort te planten.

Bij de gebeden voor de None, het negende uur, zien we de boodschap van de engel Gabriël aan Maria, met op het rechterfolio het bezoek van Maria aan haar zwangere verwante Elisabeth.

In de ondermarge zien we de de kleine Johannes (de Doper) en het Jezuskind ( herkenbaar aan de gouden nimbus) temidden van netten en vogelkooien. het lijkt er op dat Johannes Jezus probeert ''te strikken''.

Willem P. Gerritsen wijst er op dat de decoratie, het verhaal in de marge, vaak eerder onze aandacht trekt dan de hoofdscène: 'One almost has the impression of seeing the borders through a magnifying glass while looking at the miniatures with binoculars'.

Dodenofficie

Op de miniatuur bij de Metten van het Dodenofficie zien we een man op zijn sterfbed, met op de achtergrond een zogenaamde piskijker die uit de urine van de zieke de aard van de ziekte probeert op te maken. Blijkbaar zonder veel resultaat, want een van de vrouwen - aan de kleding te oordelen een begijn - drukt de zieke een brandende kaars in de hand ten teken dat het moment van sterven nabij is.

Rechts op de achtergrond staan twee rijk uitgedoste jonge heren, waarschijnlijk erfgenamen, die niet uit mededogen naar het ziekbed lijken te zijn gekomen, maar uit geldzucht, want onder in de marge zien we hoe een van hen alvast zijn erfdeel uit de geldkist haalt.

Op de miniatuur bij de Vespers van het Dodenofficie zien we de vurige muil van het vagevuur met daarin een lange, ongedekte tafel waaraan drie naakte zielen geknield liggen, hun handen gevouwen in gebed. Een engel komt naar de tafel gevlogen met een doek met daarin de broodjes, die tijdens de begrafenisdienst geofferd werden.

Zaterdag: Getijden van Onze Lieve Vrouw

Met de Schepping van Eva zijn we aangekomen bij de laatste getijden, de Getijden van Onze Lieve Vrouw die op zaterdag gebeden worden. De meeste scènes zijn zo bekend dat er niet veel uitleg nodig is. Andere heb ik gekozen vanwege de anekdotische weergave.

Op deze voorstelling ligt Adam er wat ongemakkelijk bij, en in plaats van te slapen zoals gewoonlijk, kijkt hij aandachtig toe hoe een voluptueuze blonde Eva uit zijn zij tevoorschijn komt.

De twee moeders der mensheid, de echte Eva en de 'Nieuwe Eva', de Maagd Maria, staan ter weerszijden van de Boom der Kennis. De slang geeft een vrucht aan de eerste Eva, die naakt is afgezien van het blad waarmee zij zich bedekt. Daarentegen zijn de Maagd en het Christuskind volledig gekleed. Op de tegenstelling tussen de twee Eva's wordt de nadruk gelegd door de banderol, die door een engel boven de boom gehouden wordt: 'Eva oorzaak van zonde; Maria oorzaak van verdienste'.

Het heilige en het verhevene in een sfeer van intimiteit en vertrouwdheid

Ik eindig de lezing met de meest huiselijke voorstelling uit het hele getijdenboek: De Heilige Familie aan de maaltijd.

De voorstelling op deze miniatuur speelt zich af in de keuken van een burgerwoning. Centraal bevindt zich een grote schouw met een knapperig brandend vuurtje. Aan een speciaal hangijzer hangt een ketel om etenswaren in vocht te koken. In het vuur staat een ijzeren (of aardewerken) kookpot op drie poten, een zogenaamde 'grape'. Op de plank rechts, en in het kastje en het rek rechts zien we allerlei keukengereedschap en serviesgoed. Alles is tot in de kleinste details nauwkeurig weergegeven.

Vooraan links zit Maria het kind te voeden. Het is niet helemaal duidelijk of Maria op de biezen stoel zit, of nederig op de grond. Jozef zit rechts van de haard in een uit een grote ton gemaakte stoel en eet zijn pap of soep. Het is opvallend dat hij binnenshuis zijn houten trippen - in ieder geval één ervan - nog aanheeft. Zijn eenvoudige schoenen typeren hem als iemand van het 'gewone volk'.

Dit kleine vertrek met de brandende haard is het vroegste realistisch geschilderde burgerinterieur in de Noord-Nederlandse kunst.

In de Vlaamse kunst kwamen religieuze scènes in huiselijke interieurs al eerder voor, bijvoorbeeld bij de Meester van Flémalle. Het is wel opvallend dat dergelijke volkse tafereeltjes voorkomen in het kostbare getijdenboek van een adellijke dame als Catherina van Kleef.