Duccio, Crevole Madonna, ca. 1280
Tempera op paneel, 89 x 60 cm
Siena, Museo dell’Opera del Duomo

Duccio, Madonna Rucellai, ca. 1285
Tempera op paneel, 429 x 290 cm
Florence, Galleria degli Uffizi

Duccio, Maestà, 1308-1311
Tempera op paneel,
inclusief predella en pinakels, 497,7 x 467,8 cm
Siena, Museo dell' Opera del Duomo

Achterkant

Maestà, Engel
Goud en tempera op paneel, 30 x 18 cm
's Heerenberg, Huis Bergh

Ambrogio Lorenzetti, Annunciatie, 1344,
Tempera op paneel, 127 x 120 cm
Siena, Pinacoteca Nazionale

Duccio di Buoninsegna

Met Duccio di Buoninsegna (Siena, ca. 1260-1318) begint de gouden tijd van de School van Siena, de tegenhanger van de Florentijnse School van Giotto di Bordone.

vader van alle schilders van Siena

Duccio da Buoninsegna, 'vader van alle schilders van Siena', bracht het grootste deel van zijn leven door in Siena. Over zijn persoon is weinig bekend; de enige bronnen zijn officiële stukken. Zo weten we dat hij getrouwd was en zeven kinderen had. Duccio is aanvankelijk cassette-, meubel- en miniatuurschilder. Hij werkte in ieder geval vanaf 1278 in zijn geboortestad Siena.

Er zijn meer dan veertig documenten bewaard gebleven waaruit blijkt dat hij geen brave burger was en slecht omging met zijn inkomsten. Zelfs in het jaar 1313, nadat hij het enorme eindbedrag voor het schilderen van de Maestà had ontvangen, zat hij diep in de schulden.

Vast staat dat hij in 1318 overleed in zijn huis in Stalloreggi waar hij de Maestà schilderde. Zijn vrouw en zeven kinderen overleefden hem, minstens twee van hen werden schilder. Zij weigerden het erfdeel van hun vader te aanvaarden. Het waarom is een van de raadsels aangaande het persoonlijke leven van de grote schilder uit Siena.

van Byzantijnse icoon naar liefkozende moeder

Het vernieuwende van Duccio wordt duidelijk in de voorstellingen van de Madonna met Kind. Tot ongeveer 1300 wordt zij volgens de Byzantijnse traditie nog stijfjes, vrij schematisch en zonder veel perspectief afgebeeld. Langzamerhand zien we in de daaropvolgende periodes dat zij van icoon uitgroeit tot een echte moeder.

Uit documenten is bekend dat Duccio op 15 april 1285 een contract sloot voor het schilderen van een Madonna met Kind voor het hoofdaltaar ( het is later in de kapel van de familie Rucellai terechtgekomen) van de kerk van Santa Maria Novella in Florence. Het feit dat de Florentijnen voor dit werk een schilder uit Siena uitnodigden, geeft aan hoe belangrijk de Sienese kunst aan het eind van de dertiende eeuw was.

typerend voor de vroege Duccio

Hoewel het een tijd toegeschreven werd aan Cimabue, is dit altaarstuk juist typerend voor de vroege Duccio, die als volgeling van de Byzantijnse traditie gefascineerd is door immateriële beelden. De lijn van de mantel van de Madonna is grillig, een voorbode van de lijnen in de gotische schilderkunst.

Henk van Os in Kunstschrift 2015, 1: Wat mij het eerste trof als vernieuwend was de zacht golvende gouden rand van Maria's gewaad. Geen geabstraheerde puntige plooien zoals op Byzantijnse Madonna's. Christus gouden triomfgewaad is afgegleden en er is een peinzende jongen overgebleven die niet zeker weet of hij met zijn rechterhand ons moet zegenen of zijn moeder zal aanraken.

altaarstuk voor het hoogaltaar van de dom van Siena, de beroemde Maestà

Op 9 juni 1311 trok de bevolking van Siena biddend en feestend van de Piazza del Campo naar de dom. De Maestà van Duccio, het wonderlijkste figuratieve geheel dat ooit was gemaakt, werd naar de plaats van bestemming gebracht: het hoofdaltaar van de dom. De meeste aandacht van de lezing gaat naar dit enorme (497,7 x 467,8 cm) aan weerszijden beschilderde altaarstuk.

Duccio's meesterwerk is een altaarstuk voor het hoogaltaar van de dom van Siena, de beroemde Maestà, met op de voorzijde de Tronende Madonna te midden van engelen en heiligen en op de achterzijde 14 panelen met 26 episodes uit het Lijdensverhaal van Christus.

De voorzijde van het altaarstuk was bestemd voor de gewone gelovigen, zij kregen de achterkant nooit te zien, die was alleen bestemd voor de kanunniken en geestelijken die achter het altaar hun koorgestoelte hadden.

het eerste staatsieportret van Maria als Koningin van Siena

Op het hoofdpaneel van de Maestà; is de Madonna met Kind te zien, gezeten op een grote troon van kostbaar ingelegd marmer, zogenaamd cosmatenwerk. Op de voorgrond knielen de vier stadsheiligen, herkenbaar aan hun naam op de onderrand. Van links naar rechts Ansanus, Savinus, Crescentius en Victorinus. De heiligen lijken ambassadeurs op audiëntie bij de Madonna, om haar voorspraak te verkrijgen voor het welzijn van hun stad.

predella met verhalende voorstellingen

Het hoofdpaneel van het altaarstuk stond op een predella, een soort trede, geconstrueerd als een doos. Op de predella schilderde Duccio zeven vertellende scènes uit de kindertijd van Jezus met prachtige afbeeldingen van de profeten, als een rustpunt in de vertelling. De verschillende figuren en scènes hadden hun eigen lijstjes, aangebracht nog voor het schilderen begon.

kroonlijst
coronamento

De cyclus met de Geschiedenis van Maria na de dood van Christus op de kroonlijst van de voorzijde bestond uit acht taferelen waarvan er zes bewaard zijn gebleven. Verhalende scènes op de kroonlijst komen voor het eerst voor op de Maestà. Op de vroegere altaarstukken werden daar de Verlosser met aan weerszijden engelen afgebeeld.

Als tegenhanger van de verhalende scènes uit het leven van Maria werden op de achterkant voorstellingen uit het leven van Christus verbeeld. Op de predella scènes uit het openbare leven van Jezus.

Op de kroonlijst worden negen verschijningen van de Verrezen Christus afgebeeld en op het grote middenpaneel zesentwintig scènes uit het Passieverhaal.

Lijdensverhaal op de achterzijde

De twee registers met elk 13 scènes moeten van links naar rechts gelezen worden. Het Lijdensverhaal opent met een grote afbeelding - 1 meter hoog - van de Intocht in Jeruzalem. Het eindigt rechtsboven met de Verrezen Christus en de Emmaúsgangers.

Enzo Carli:
We moeten de taferelen ieder op zichzelf bekijken om te beseffen hoe Duccio erin geslaagd is om op geniale wijze zowel de menselijke als de goddelijke kant van Christus uit te drukken. Christus vormt steeds het middelpunt van de compositie. Ook in de drukst bevolkte en heftig bewogen taferelen lijkt hij omhuld door een innerlijke eenzaamheid die hem onaantastbaar maakt en die duidelijk maakt dat hij toebehoort aan een sfeer die uitstijgt boven het menselijk bereik.

Engel in Huis Bergh

Machteld Israëls:
Het altaarstuk van Duccio di Buoninsegna is nu ontmanteld en tot vele fragmenten verzaagd. Een eenzame engel van dit hemelse samenzijn is in Huis Bergh terechtgekomen. J. H. van Heek kocht het paneel bij kunsthandelaar Douwes in Amsterdam. Er is niets bekend over de voorgaande omzwervingen van het paneel.

We besluiten de lezing met een korte kennismaking met de eerste generatie erfgenamen van Duccio: Simone Martini en de gebroeders Lorenzetti.

Sienese School
Scuola Senese

Het is opvallend dat in de eerste helft van de veertiende eeuw Sienese paneelschilderkunst ook in Florence vaak duidelijk de voorkeur genoot boven de eigen kunstproductie.

In de jaren twintig van die eeuw verschenen op de hoofdaltaren van de twee grootste kerken van Florence, de Santa Croce en de Santa Maria Novella, monumentale polyptieken uit het atelier van Duccio. Sienese kunstenaars als Pietro en Ambrogio Lorenzetti kregen opdrachten voor belangrijke altaarstukken in andere Florentijnse kerken.

Simone Martini werd hofschilder van de koning van Napels en van de paus in Avignon.

Nog weer later, rond 1338 schilderde Ambrogio Lorenzetti zijn grote voorstellingen van het goede en slechte bewind in het Sienese stadhuis, waarin de sierlijke hand van Duccio en de constructieve van Giotto lijken te zijn versmolten.