Genesis
Grandvalbijbel, Tours ca.840
Londen, British Museum

Schepping van Eva
Miniatuur, 6 x 8,5 cm
Historiebijbel, Utrecht, ca. 1430
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

Jan van Eyck, Het Lam Gods, 1432
Detail: Eva
Gent, Sint-Baafskathedraal

Hugo van der Goes, Zondeval , 1470-75
Wenen, Kunsthistorisches Museum

Masaccio, Verdrijving uit het paradijs, ca. 1425
Fresco, 214 x 90 cm
Florence, Santa Maria del Carmine, Brancaccikapel

Scheppingsverhalen in de middeleeuwse schilder- en miniatuurkunst

Generaties christenen zijn, vaak zonder zich dat te realiseren, niet alleen opgegroeid met de scheppingsverhalen uit de bijbel - Genesis 1,2 en 3 - maar ook met apocriefe vertelstof daaromheen. Die apocriefe verhalentraditie blijkt krachtig en wijdverbreid.

Middeleeuwse schilders hebben uit beide bronnen geput toen zij de heilsgeschiedenis aanschouwelijk maakten in geïllustreerde Bijbels en getijdenboeken, op wanden van kerken en kapellen en op olieverfschilderingen op paneel.

In deze lezing komen beide tradities aan bod aan de hand van overvloedig beeldmateriaal.

De lezing begint met het scheppingsverhaal volgens de Spiegel Historiael ,van Jacob van Maerlant, een Nederlandse vertaling van het driedelige Speculum Historiale van Vincentius van Beauvais. Maerlant geeft de modernste, wetenschappelijke visies van het middeleeuwse wereldbeeld weer. Dit Aristotelische wereldbeeld werd vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw intensief bestudeerd, onder meer aan de universiteit van Parijs.

Ik heb de miniaturen uit de Planisiobijbel (1362) en de Estebijbel (voor 1434) gekozen ter illustratie van de eerste tot de zesde scheppingsdag zoals beschreven in Genesis 1.

De schepper wordt voorgesteld als de Drie-eenheid met toverstaf, als bouwmeester en bij de schepping van Eva uit de rib, zelfs als een soort vroedvrouw.

De afbeelding van God als bouwheer van het heelal gaat vooraf aan de meeste bibles moralisées, een vooral in Frankrijk in het midden van de dertiende eeuw veel voorkomende vorm van bijbelbewerking.

De bibles moralisées bestonden uit drie onderdelen: verkorte of geparafraseerde bijbelteksten; zeer talrijke illustraties die de bijbelteksten moesten verbeelden en een uitleg van de bijbelpassages, waarbij de nadruk gelegd werd op de moraal van het verhaal.

In Genesis 1 introduceert God alles, alleen God zelf wordt niet geïntroduceerd. Hij is al aanwezig. Tien keren staat er 'God sprak', en elk van de tien keren heeft dit de wording van iets nieuws tot gevolg. De kunstenaars hebben geprobeerd om de abstracte idee van de onzichtbare scheppende God concreet te maken.

Het verhaal van de rib uit Genesis 2 was bijzonder populair en in de loop van de lezing blijkt dat het de middeleeuwse kunstenaars niet aan fantasie heeft ontbroken bij het uitbeelden van deze episode.

Een liefdesverhaal dat slecht afloopt

Het paradijsverhaal in Genesis 2 en 3 is,volgens Ellen van Wolde, een 'liefdesverhaal dat slecht afloopt'. We zijn als lezers beïnvloed door een traditie die het verhaal als 'zondeval' heeft gelezen.

De zonde als uitleg van Genesis 2-3 is in de christelijke traditie gekomen door de brief van Paulus aan de Romeinen 5:12-14. De term erfzonde, voor het eerst gebruikt aan het einde van de vierde eeuw door de kerkvader Augustinus, werd in 418 op het concilie van Carthago als geloofswaarheid aangenomen.

De boom van kennis van goed en slecht wordt in de christelijke traditie de boom van kennis van het ethisch gekleurde goed en kwaad. De slang als symbool van de kennis over een zich steeds vernieuwend leven wordt tot een werktuig van de duivel die de vrouw verleidt om te worden als God.

De scène met de slang heeft zeer sterk tot de verbeelding gesproken, ook van de middeleeuwse schilders.

Vanaf de twaalfde eeuw krijgt de slang menselijke trekken, en tenslotte een mensenhoofd. Nog later wordt de slang met een volledig vrouwelijk bovenlijf uitgerust en lijkt zij als twee druppels water op Eva.

In de feministische bijbeluitleg wordt de slang met vrouwenhoofd soms geïnterpreteerd als Lilit, de eerste vrouw van Adam uit Genesis 1.

Nadat zij en Adam ruzie kregen verdween Lilit spoorloos om verder te leven als een duivel, die de mannen met haar mooie haren verleidt. Volgens deze uitleg verleidt Lilit Eva om wraak te nemen op Adam.

De figuur Lilit stamt uit Babylonisch-Assyrische, misschien uit nog ouder Soemerische bronnen.
Maar pas in de Talmoed, die tussen de tweede en vijfde eeuw na Christus ontstond, wordt ze als Adams eerste vrouw genoemd.

Adam en Eva worden niet uit het paradijs verdreven vanwege de zogenaamde zondeval, maar om te voorkomen dat ze zouden eten van de boom van het leven, en zodoende - net als God - onsterfelijk worden.

Eva, moeder van alle levenden

Pas na de verdrijving uit het Paradijs krijgt de eerste vrouw haar naam: Eva, moeder van alle levenden.
Het is een toespeling op het Hebreeuwse woord hayya dat 'leven' betekent. Als vrouw zou zij de kinderen van haar man dragen en dus 'moeder van alle levenden' zijn.

De meeste afbeeldingen zijn afkomstig uit geïllustreerde Bijbels en getijdenboeken. Na de pauze laat ik enkele van de fraaiste schilderingen zien van vijftiende-eeuwse Vlaamse en Italiaanse meesters, met als besluit het scheppingsverhaal van de Duitse schilder Lucas Cranach de Oudere uit het begin van de zestiende eeuw.

'een vijftiende-eeuwse World Press Photo'

Ik citeer Rob Schouten in dagblad Trouw van 26 mei 2006: 'Eva, grauw en grijs, een poddertje uit een achterbuurt, wanhopig voor zich uitkijkend en een beetje krampachtig haar primaire en secundaire geslachtsdelen bedekkend. Adam met beide handen voor de ogen geslagen alsof hij het nog niet kan geloven, aan bedekking van zijn geslachtsdeel komt ie niet eens toe, zo groot is zijn ellende. Treuriger kan haast niet en het desolate effect wordt mede veroorzaakt door het feit dat het zo'n stil schilderij is, met iets van een zacht soort snikken, woordeloos verdriet, erin. Het is een soort World Press Photo uit de vijftiende eeuw die niets van zijn werking heeft verloren.'