Pieter Bruegel de Oudere, De toren van Babel, ca. 1563.
Wenen, Kunsthistorisches Museum.

Bedford hours, Parijs, ca. 1425
Londen, British Library

Getijdenboek, Gent / Brugge, ca. 1490-1500
Perkament, Latijn, 45 x 25 mm
Folio 25 verso: Pinksteren
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

Psalter, Normandië, ca. 1180
Perkament, Latijn, 165 x 115 mm
Folio 27 recto: Pinksteren
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

Getijdenboek, Parijs of omgeving, ca. 1490-1500
Perkament, Latijn en Frans, 95 x 80 mm
Folio 108 verso: Pinksteren
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

Spraakverwarring en talenwonder: De toren van Babel en Pinksteren

Degene die direct na de volkenlijst in Genesis 10 verder leest in Genesis 11 is verrast. Net is beschreven hoe de wereld wordt opgedeeld naar volken en talen, en nu begint alles weer opnieuw op één plaats en met één taal.

Het verhaal van de torenbouw in Genesis 11: 1-9 is merkwaardig kort en abstract. De bouwers zijn naamloos.

Ondanks de schaarse gegevens is de Toren van Babel veelvuldig afgebeeld in allerlei media: mozaïeken, miniaturen en schilderijen.

De vroege afbeeldingen tonen een hoge, smalle toren met vierkant grondvlak, het type campanile / kerktoren.

Rond 1400 doet een geheel nieuw iconografisch type zijn intrede, de ziggurat. Vanaf de zestiende eeuw wordt de iconografie van Bruegel, het ronde grondvlak met spiraalvormige verdiepingen, maatgevend.

In de vroege afbeeldingen ligt de nadruk op het bouwen van de toren. Pas later komt er aandacht voor de straf van God, de vernietiging van de toren, of het bemoeilijken van de constructie.

Voor de middeleeuwse mens was de Toren van Babel het symbool bij uitstek van de hoogmoed en de overmoed van de mens. Door de bouw van de toren kwamen de mensen in verzet tegen de goddelijke geboden, en wilden ze aan God gelijk zijn.

Hoogmoed werd beschouwd als de zwaarste van de zeven hoofdzonden, en overeenkomstig, zwaar en onmiddellijk gestraft.

Anders dan de christelijke traditie waarin de zonde van de mensen, hun hoogmoed tegenover God, het hoofdaccent heeft gekregen, laat de joodse tra-ditie een interpretatie van Gen 11:1-9 zien als een verhaal dat gaat over de verscheidenheid aan talen op aarde en de verspreiding van de mensen over de aarde.

Genesis 11:1-9 is volgens de joodse verklaring niet gericht op het verticale streven van de mensen maar op hun horizontale streven: deze mensen wilden niet tot in de hemel of tot God doordringen, maar op de aarde op één plek bijeen blijven.

Tegenover de Babylonische spraakverwarring staat het talenwonder van Pinksteren

Het 'wekenfeest', in Exodus 23:16 'feest van de oogst' en in Numeri 28:26 'feest van de eerstelingen' geheten, werd gevierd als er zeven weken verstreken waren na het maaien van het eerste graan.
Het feest werd dus gevierd op de vijftigste dag, daags na de zevende sabbat, zeven maal zeven plus één, dus eigenlijk op de eerste dag.

HANDELINGEN 2: 1-13 Nederdaling van de heilige Geest

Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren allen bijeen op dezelfde plaats.
Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren, was er vol van.
Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette.
Zij werden allen vervuld van de heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, naargelang de Geest hun te vertolken gaf.
Nu woonden er in Jeruzalem Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel.
Toen dat geluid ontstond, liep het volk te hoop en tot zijn verbazing hoorde iedereen hen spreken in zijn eigen taal.
Zij waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering: 'Maar zijn al die daar spreken dan geen Galileeërs?
Hoe komt het dan dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal?
Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia,
Van Frygië en Pamfylië, Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven,
Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in on-ze eigen taal spreken van Gods grote daden.'
Allen waren buiten zichzelf, wisten niet wat ervan te denken en zeiden tot elkaar: 'Wat zou dit betekenen?'
Maar anderen zeiden spottend: 'Ze zijn zich aan zoete wijn te buiten gegaan.'

Het spreken in vreemde talen schijnt niet zozeer een spreken te zijn geweest in talen van vreemde volken als wel een extatisch spreken waarbij ieder die tegenwoordig was zijn eigen taal hoorde. God sprak door de discipelen en natuurlijk sprak hij geen bepaalde taal, maar ieder kon het verstaan alsof het in zijn eigen taal werd gezegd.

De iconografie van Pinksteren, de Nederdaling van de heilige Geest ligt min of meer vast

De Geest in de vorm van een duif zweeft boven de hoofden van Maria en de apostelen. Er zijn twaalf apostelen, de plaats van Judas Iskariot werd na loting ingenomen door Mattias.
De Geest werpt een lichtstraal op elk van de apostelen. Op ieders voorhoofd brandt een vurige tong.

Behalve Maria is er soms nog een andere vrouw aanwezig, waarschijnlijk Maria Magdalena.
De aanwezigheid van Maria - en soms Maria Magdalena en de andere heilige vrouwen - werd afgeleid uit Handelingen 1:14: Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.

De bekende hymne Veni creator Spiritus / Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer wordt toegeschreven aan de Zalige Hrabanus Maurus, van 822 tot 847 abt van de benedictijnenabdij van Fulda.

De meeste afbeeldingen in deze lezing zijn miniaturen afkomstig uit getijdenboeken en geïllustreerde Bijbels.